Kunnen kinderen met fysiologische klachten, zoals loopstoornissen, toeing in, toeing out, varus- of valgusstand van benen, niet eerst naar een kinderfysiotherapeut voor screening? Ze hoeven dan niet direct naar een (duurdere) kinderorthopeed. En de orthopeed houdt meer tijd over voor complexe patiënten. Om hierachter te komen deden we een pilot op de poli kinderorthopedie.
Op de poli kinderorthopedie komen veel kinderen van 0 t/m 10 jaar met fysiologische klachten. In de eerste periode van april tot september 2019 was een orthopeed altijd betrokken bij de diagnose door de kinderfysiotherapeut. Zo konden ze onderling voldoende ervaring en vertrouwen opbouwen om daarna de beoordeling zelfstandig te kunnen doen.
Tijdens een eerste evaluatie stelden de kinderfysiotherapeuten en -orthopeden vast dat er steeds overeenstemming van diagnose was. Voldoende reden dus om door te gaan met de screening door fysiotherapeuten. Voor de intake en het onderzoek werd kinderfysiotherapie gedeclareerd. Alleen als een orthopeed vervolgonderzoek moest doen, werd een DBC-orthopedie geopend.
Resultaten
Tussen april en oktober 2019 kwamen in totaal 38 kinderen op de poli. Ze waren verwezen door huisartsen, jeugdartsen en eenmaal een interne arts. De eerste 28 patiënten zijn ook door een kinderorthopeed beoordeeld. In alle gevallen kwamen de diagnoses overeen. Er waren in totaal 2 vervolgonderzoeken nodig.
In september en oktober 2019 zagen de kinderfysiotherapeuten 10 kinderen. Hierbij vroegen ze 3 keer een medebeoordeling aan van de kinderorthopeed. Bij 1 patiënt was aanvullend vervolgonderzoek nodig.
Conclusie
Dankzij deze ervaringen hebben we een nieuwe transitie van zorg van specialist naar ondersteunende discipline. Dit levert een kostenbesparing op. Bovendien heeft de specialist meer tijd voor de meer complexe patiënten.